Ik had in april 1955 aan de burgemeester van Rezzago geschreven of hij nog gegevens over de familie had en als hij daarover niet kon beschikken of hij dan mijn brief wilde doorgeven aan de pastoor, die in zijn kerkelijke registers zeker nog wel wat kon opdiepen. Tevens kondigden wij ons bezoek aan in de loop van mei. Toen wij in de laatste week van mei in Como logeerden besloten wij ons voorgenomen bezoek te gaan brengen. De weg was overal goed aangegeven. In Canzo en Asso gearriveerd, zagen wij plotseling voor ons op een hoge muur, met grote letters CAMBIO REZZAGO SORMANO. Een eind verder stond een wegwijzer REZZAGO. De weg werd stijl en lag vol met basaltstenen, een echte bergweg. We passeerden de oude verdedigingstoren, midden in het weiland en tegen de berghelling aangebouwd en even later de Romaanse kerk uit de 10e of 12e eeuw, buiten dienst maar als cultuurmonument bewaard. Enige honderden meters verder was het dorp. De auto moest achterblijven en zelfs voor keren was er geen ruimte en een smal stijl straatje gaf toegang tot het dorp. Een ogenblik later waren we omringd door een 20-tal vrouwen en kinderen die ons als in een optocht vergezelden naar de secretarie, blijkbaar op de hoogte van de komst van afstammelingen van vroegere dorpsgenoten. De burgemeester had die morgen een vergadering met collega’s uit de buurt, maar een ambtenaar ter secretarie vertelde ons dat er in het gemeentearchief niets bewaard was over Sormani’s, maar dat de burgemeester de brief aan de pastoor had gegeven. Nauwelijks had hij dit gezegd of de pastoor kwam binnen met een of andere boodschap, die hij de ambtenaar gaf en zich toen tot ons wendde met de vraag: E Lei la famiglia Sormani ? (Bent u de familie Sormani?) Hij had blijkbaar ook al van onze komst vernomen. De pastoor, Don Aristide Confalonieri, was een kleine oude man in de 70. Een goede pastoorsplaats heeft hij daar zeker niet want hij droeg een oude, haast versleten toog en zijn baard was zeker drie dagen oud. Maar uiterst vriendelijk en voorkomend. Hij zei ons dat we eerst naar het postkantoor moesten gaan. Waarom was mij een raadsel, maar toen we er kwamen bleek de oplossing te zijn: Een paar brieven post restante. Het trof uitermate, dat ik uit een brief van thuis een schrijven van deze pastoor ontvouwde, die hij naar Nederland gezonden had met een genealogie. Daarna inviteerde hij ons, om mee te gaan naar de pastorie, waar hij uit een klein mahonie kastje een rij doop-, trouw-, en begrafenisboeken haalde. Frans, Duits of Engels sprak hij niet, dat was hij vergeten, zodat we ons in het Italiaans moesten onderhouden wat mij met veel haperen lukte. De kerk tegenover de pastorie gelegen werd ook nog bezocht. Zij was in ± 1630 gebouwd en bevatte geen enkel merkwaardig stuk beeldhouwwerk of schilderij. Een stille dorpskerk. Daar hadden mijn voorouders twee eeuwen gebeden! Een merkwaardigheid is, dat in dit dorp 5 generaties Sormani achtereen een huwelijk aangingen met een Binda. Binda’s zijn er talloze geweest er is zelfs een straat naar een Binda genoemd. Later zond de pastoor mij als antwoord op de vraag of wij er nog familie hadden een ontkennend antwoord.
Afstammelingen van een broer van mijn betovergrootvader, die in 1795 naar Nederland kwam als 4-jarige jongen waren in 1935 uitgestorven. Op het kleine kerkhof opzij en achter de vroegmiddeleeuwse Romaanse kerk, was nog een grafkapel waarop stond Famiglia Sormani. De terugreis begon moeilijk, want gelegenheid tot keren was er niet zodat ik enige honderden meters achteruit moest rijden, voordat ik de auto kon keren. Daarna brachten wij een bezoek aan Sormano, een flinke, veel modernere plaats, vermoedelijk de bakermat van de familie. Ook hier wonen nog meerdere Sormani’s of Sormano’s. Twee jaar later hebben wij dit bezoek nog eens herhaald, nu met mijn oudste zoon en dochter.
(Uit het reisverslag van dhr. en mw. A.J. Sormani-Klaverwijden mei 1955).