Samengesteld door Mr. A.J. Sormani (1892-1979) in de periode van 1955 tot 1959. Later bijgewerkt door Arno Sormani.
De eerste zes generaties zijn ontleend aan doop-, trouw-, en begrafenisboeken van de parochiekerk in REZZAGO, een bergdorp gelegen in Lombardijen tussen Como, Lecco en Bellagio even ten westen van Canzo en Asso. De familie is vermoedelijk oorspronkelijk afkomstig uit het dorp SORMANO gelegen enkele kilometers noordelijk van Rezzago. De oudste twee generaties noemden zich Sormano en in de derde generatie treft men voor het eerst de naam SORMANI aan. Vermoedelijk is hiermee aangeduid een “afkomstig van” . Dankzij de hulp van de pastoor van Rezzago, Don Aristide Confalonieri, kon ik in 3½ uur deze zes generaties nazoeken, daar de kerkelijke boeken, begonnen met de oprichting van een nieuwe parochiekerk in 1630, prachtig bijgehouden en bewaard gebleven zijn tot aan de huidige tijd. Een onderzoek of nog andere doopboeken bewaard zijn gebleven in een afzonderlijk archief, of in het bisschoppelijk archief in Como kon ik nog niet vaststellen vanwege tijdgebrek. Mogelijk kom ik daar later nog aan toe. Opgenomen is uitsluitend de rechte lijn, daar uitbreiding tot de zijtakken het werk al te zeer zou uitbreiden. Momenteel wonen er te Rezzago nog 3 familie’s Sormani, die zich niet meer tot de familie rekenen. De kerkelijke boeken zijn allen van alfabetische klappers voorzien. Er komen heel wat bladzijden met Sormani’s in voor, zodat het zeer waarschijnlijk is dat de Sormani’s in Rezzago uiteindelijk van een zelfde stam zijn, al is dit in de 3½ eeuw dat zijn er wonen in het vergeetboek geraakt.
Wat twee broers, Giovanni (1749-1799) en Carlo Antonio (1754-1810) bewogen heeft in 1779 of 1780 naar Groningen te trekken, is niet bekend. Zij waren in Groningen kooplieden. Carlo Antonio verkreeg op 20 november 1786 het Klein Burgerrecht in Groningen, terwijl Giovanni dit kreeg op 4 juni 1792. Vermeld wordt dat hij geboren is in Milanen en 12 à 13 jaar hier heeft gewoond (in Groningen). Hij is dus in 1779/1780 naar Nederland gekomen. Onbemiddeld waren zij niet want in 1794 koopt Carlo Antonio een huis “tussen beide markten”. (Rijksarchief Groningen, recht, arch.1 1 14195,folio 145 verv.) Als deze Carlo Antonio Sormani op 19 juni 1781 in Groningen huwt, komt zijn broer Andrea Satiro uit Rezzago over om getuige te zijn bij dit huwelijk. Deze had dus voor die tijden een grote en kostbare reis te maken. Ook in 1795 is hij weer in Groningen en brengt dan zijn beide zoons, Carlo Antonio (Carel Antoon 1782-1819) en Pietro Vittore (Petrus Victor 1791-1867), naar Groningen en keert dan zelf terug naar Rezzago waar hij in 1807 overlijdt. Wat mijn betovergrootvader bewogen heeft allebei zijn zoons van 14 en 4 jaar naar Groningen te brengen en zelf terug te gaan is mij een raadsel. Economische redenen kunnen er haast niet geweest zijn, immers hij kon zich in 14 jaar tijd tweemaal een reis naar Nederland veroorloven. Mogelijk zijn het de Napoleontische oorlogen in Noord-Italië geweest of de afkeer van het Oostenrijkse bestuur, dat reeds toen duidelijk naar voren kwam. Wij hebben hierover geen enkel gegeven. Dit raadsel zal wel onoplosbaar zijn. Vermoedelijk zal hiertoe wel hebben bijgedragen, het feit dat in 1779/1780 beide broers van Andrea Satiro, Giovanni en Carlo Antonio, zich reeds in Groningen gevestigd hadden. De twee neven zijn ten huize van een der beide ooms opgevoed. De oudste genoemd naar zijn oom Carlo Antonio (1754-1810), huwde in 1801 met Francesca Sormani, een dochter van Carlo Antonio. Dit huwelijk is zeker mislukt, want hij verliet zijn vrouw en vestigde zich ten huize van Geesien Harms Kappelhoff, een tapster te Farmsum bij Delfzijl, bij wie hij 3 onwettige kinderen had. Van deze Geesien Kappelhoff stamt de familie Kappelhoff af, thans woonachtig in Schiedam. Geesien stierf reeds op 31-jarige leeftijd in 1827 aan tuberculose. De kinderen althans de oudste, Harmanus, werd ten huize van z’n vader’s broer Petrus Victor opgevoed en grootgebracht na het overlijden van zijn moeder. In de familie Kappelhoff komt thans ook nog de naam Petrus Victor vrij veelvuldig voor. Toen hij in 1814 geboren werd, werd Delfzijl belegerd, omdat de Fransen die plaats nog bezet hadden en er was geen gelegenheid voor een aangifte van de geboorte. Enige jaren nadat zijn moeder in 1827 gestorven was, moest een akte van bekendheid worden opgemaakt met het oog op zijn huwelijk, hetgeen voor de vrederechter in Appingedam geschiedde op 15 september 1832 en waarin staat dat hij in 1827 naar Groningen was vertrokken naar zijn oom Petrus Victor Sormani, wiens broer Carel Antoon zoals het gerucht liep, vader van hem zoude zijn. Harmanus werd veearts te Loppersum en overleed op 23 november 1856. Zijn zoon Petrus Victor, geboren 22 augustus 1842, kreeg TBC evenals zijn dochter. Hij moest veel in de buitenlucht zijn, maar bereikte toch een hoge leeftijd en stierf 22 april 1916, ook zijn dochter herstelde en stierf boven de 70 jaar.
Carel Antoon Sormani (1781-1819) was in 1816 schoorsteenveger, in 1818-1819 wordt hij als koopman vermeld. Hij stierf te Groningen in 1819. In een register van leden van een vereniging van Italiaanse schoorsteenvegers, opgericht in Nederland ± 1740 en bijgehouden tot voor enkele tientallen jaren, vond ik onder 1810 ook deze Carlo Antonio vermeld. Dit register berust thans in Cavergno in Zwitserland, een dorp gelegen in het Maggiadal, ten huize van de heer Dado die van 1888 tot 1918 schoorsteenveger en ovenbouwer in Rotterdam was en het heeft meegenomen toen hij naar Cavergno terugkeerde. Hij was daarna nog 36 jaar burgemeester van Cavergno. Thans (1955) is hij 86 jaar en geniet hij “otium cum dignitate”, rust in waardigheid.
Petrus Victor Sormani (1791-1871) werd door zijn vader op 4-jarige leeftijd naar Groningen gebracht, tegelijk met een broer van 14 jaar. De vader ging terug naar Rezzago, de beide kinderen werden opgevoed bij hun oom Carlo Antonio (1754-1810). PV vestigde zich als drogist en apotheker te Groningen. Hij had in de Kiek in ’t Jatstraat een drukke zaak en veel werk met het gereedmaken van recepten voor de Groningse medici. Hij nam in 1827 Harmanus Kappelhoff in huis, de oudste natuurlijke zoon van zijn broer Carlo Antonio (1781-1819). PV had 5 zoons, 2 werden arts, 2 apotheker, 1 koopman/winkelier en had 4 dochters, 1 was religieuze, 1 trouwde, 1 bleef ongehuwd en de laatste overleed ongeveer 4 maanden oud.